Als alleen minder calorieën eten en meer sporten zouden leiden tot gewichtsverlies, waarom mislukken dan de meeste diëten? Gewichtstoename en afvallen hebben met meer te maken dan alleen calorieën en wilskracht, ook hormonen en stress spelen een belangrijke rol.
Een aantal belangrijke hormonen die de stofwisseling en het gewicht beïnvloeden zijn leptine, ghreline, insuline en cortisol. Je leest hieronder hoe deze hormonen werken in het lichaam.
Leptine: vertelt je wanneer je moet stoppen met eten
Leptine is een hormoon dat wordt geproduceerd door je vetweefsel en het vertelt je lichaam wanneer je moet stoppen met eten. Het reguleert de eetlust en het metabolisme en het waarschuwt de hersenen wanneer je overtollig vet opslaat. Het kan ook zijn dat je lichaam niet meer reageert op dit hormoon, dit wordt leptine-resistentie genoemd. Leptine-resistentie veroorzaakt honger en het vermindert het aantal calorieën dat je verbrandt. Mensen met obesitas hebben in principe hoge niveaus van leptine, maar het leptinesignaal werkt niet (leptine-resistentie).
Potentiële oorzaken van leptine-resistentie zijn: ontsteking, verhoogde vrije vetzuren en hoge leptine niveaus. Alle drie zijn verheven met obesitas. Leptine-resistentie kan gelukkig worden omgekeerd, zo zijn er verschillende dingen die je kunt doen:
• Vermijd bewerkte voedingsmiddelen
• Eet oplosbare vezels
• Fysieke activiteit
• Voldoende slaap
• Verlaag je triglyceriden
• Eet eiwitten
Ghreline: vertelt je dat je honger hebt
Ghreline is een hormoon geproduceerd door de maag en het vertelt je lichaam dat je honger hebt. Ghreline informeert het centraal zenuwstelsel over de voedingstoestand, het reguleert de calorie-inname en het vetgehalte van het lichaam, het speelt een rol bij de regulatie van het lichaamsgewicht op de lange termijn en voorkomt katabolie.
Ghreline is een belangrijke factor in de metabole controle tijdens vasten: voedselinname doet ghrelinespiegels dalen en vasten doet ghrelinespiegels stijgen. Mensen met overgewicht hebben een laag ghreline-niveau.
Je kunt de ghreline-niveaus helpen optimaliseren door:
– Een stabiel gewicht te handhaven
– Lange dieetperiodes te vermijden
– Meer proteïnen te eten
– Meer te slapen
Ideale verhouding ghreline en leptine
De ideale situatie binnen een goed hormoonbalans is een laag ghreline-niveau en een hoog leptine-niveau. Deze twee werken samen door te zeggen: “Ik heb geen honger meer” (ghreline) en “Stop met eten” (leptine). Mensen met overgewicht krijgen tegenstrijdige instructies door leptine-resistentie: “Ik heb geen honger” (ghreline) en “ga vooral door met eten” (leptine).
Insuline: reguleert de bloedsuikerspiegel
Insuline is het hormoon dat onze bloedsuikerspiegel reguleert. Insuline speelt een belangrijke rol in ons lichaam, het zorgt voor het leveren van bloedsuiker aan cellen voor directe energie, het zorgt voor de opslag van bloedsuiker in je spieren (in de vorm van glycogeen) en voor het verbranden van suikers als energie. Wanneer afvallen (of beter gezegd: het verbranden van lichaamsvet) een doel is, wordt het des te belangrijk om bewust om te gaan met voeding en de aanmaak van insuline.
GI-waarde
Glycemische Index (GI) is een maatstaaf die aangeeft hoe snel insuline stijgt na het eten. Eet je voedingsmiddelen met een hoge GI-waarde, dan maakt het lichaam veel insuline aan waardoor insulinelevels stijgen en de bloedsuikerspiegel daalt, dit verstoort en vermindert de vetverbranding, waardoor je weer behoefte krijgt aan suikerrijk voedsel. Het gevolg? Je hebt direct na het eten weer honger. Dit is voor veel mensen één van de voornaamste problemen in het verliezen van gewicht.
Een negatief effect van het eten van veel voedingsmiddelen met een hoge GI-waarde:
de cellen worden minder gevoelig voor insuline. Hoe minder gevoelig je bent voor insuline, hoe meer vet er wordt opgeslagen. Je kunt de insulinegevoeligheid verhogen met kaneel, chroom, gymnema sylvestre en door het eten van voeding met een lage GI, zoals vis, groente, noten en zaden. Het verbeteren van de insulinegevoeligheid geeft uiteindelijk een gezondere lichaamssamenstelling (vetpercentage).
Cortisol: helpt het lichaam met stress omgaan
Ook stress gaat vaak gepaard met gewichtsverlies of –toename. Verhoogde stressniveaus beïnvloeden verschillende hormonen: cortisol, DHEA en adrenaline. Het hormoon cortisol is vaak gekoppeld aan gewichtsschommelingen. Cortisol is nodig voor de stofwisseling en het helpt het lichaam om met stress om te gaan. Het wordt daarom ook wel het stresshormoon genoemd.
Cortisol beïnvloedt de bloedsuikerspiegel en de schildklierfunctie, en het kan gewichtsfluctuaties en symptomen van een slechte stofwisseling veroorzaken, zoals vermoeidheid, depressiviteit, verkoudheid, een verminderd geheugen en slechte concentratie.
Verband cortisol en insuline
Cortisol en insuline zijn nauw met elkaar verbonden. Ervaar je veel stress, dan nemen de cortisolspiegels flink toe. Bij een te hoge cortisolspiegel kunnen cellen resistentie ontwikkelen tegen insuline met een verhoging van de bloedsuikerspiegel als gevolg. Dit kan gewichtstoename en zelfs Type 2-diabetes veroorzaken.
Nadat cortisol is verhoogd voor een langere periode, kan het volledig inzakken. Als dit gebeurt voel je je compleet uitgeschakeld. Dit is meestal een teken van bijnieruitputting. Dit kan veroorzaakt zijn door voortdurende en intense stress, achtereen geschakelde periode van slaapgebrek en algemeen tekort aan mentale rust periodes. Uitgeputte bijnieren zorgen ervoor dat bloedsuikerspiegels dalen met als gevolg hypoglykemie en dit veroorzaakt gewichtsverlies en een lage stresstolerantie.
Cortisol en de schildklier
Zoals eerder genoemd, beïnvloed cortisol ook de schildklier. Cortisol niveaus vergemakkelijken namelijk de optimale hormoonproductie van de schildklier met een gezond metabolisme als resultaat. Te hoge of te lage cortisol niveaus zorgen echter voor een traag werkende schildklierfunctie met als gevolg symptomen van een slechte stofwisseling en gewichtstoename.
De cortisol-buikvetcyclus is een vicieuze cirkel en werkt als volgt:
We voelen ons gestrest dus ons lichaam maakt cortisol vrij dat ons energie geeft
- onze cellen vragen meer glucose en vertellen ons brein ze te voeden
- op basis van deze triggers in onze hersenen eten we
- we worden zwaarder en voelen ons gestrest over die gewichtstoename.