Een groot deel van de Nederlandse topsporters krijgt minder van bepaalde voedingsstoffen binnen dan aanbevolen. Dat concludeert Floris Wardenaar in zijn promotieonderzoek. Hij is sportdiëtist en promoveert binnenkort aan de Wageningen Universiteit. Daarnaast is hij teamleider van het expertisegebied Sports and Exercise Nutrition van HAN Sport en Bewegen en van Team Voeding van NOC*NSF. “Wat opvalt is dat sporters niet alleen te weinig van bepaalde voedingsstoffen binnen krijgen, maar hun inname varieert ook nauwelijks. En dat terwijl de behoefte tijdens bijvoorbeeld een zwaar trainingsblok anders is dan in een andere periode.”
Aan het onderzoek van Wardenaar deden 553 Nederlandse topsporters mee. Opvallend is dat de inname van koolhydraten en eiwitten niet zo veel verschilt van die van de gemiddelde Nederlander . “We hadden verwacht dat topsporters gemiddeld genomen meer energie zouden innemen dan gewone Nederlanders. Ze verbranden immers veel meer.”
De vraag is natuurlijk of dat erg is. Het zou ook kunnen zijn dat een sporter niet te weinig koolhydraten eet, maar de gemiddelde Nederlander juist te veel. Wardenaar: “Dat is een goed punt. We worden niet voor niets met zijn allen steeds dikker. Er is sowieso een discussie gaande over hoeveel koolhydraten mensen nodig hebben.”
Meer nog dan over de inname van koolhydraten en eiwitten maakt Wardenaar zich zorgen over het gebrek aan variatie daarin. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk, maar de gemiddelde sporter uit het onderzoek neemt op een zware trainingsdag net zoveel energie in als tijdens een dag in een taperperiode. “Het lijf heeft op die dagen wel een andere behoefte. Hier laten sporters echt wel wat liggen. Het is alleen lastig om aan te tonen wat precies. Je merkt een paar gram per kilo lichaamsgewicht meer of minder niet direct in je trainingen. Het is heel complex en de noodzaak tot variatie verschilt bovendien van sport tot sport.” Zoals sowieso per persoon en per sport verschilt wat de ideale inname van bepaalde voedingsstoffen is.
In zijn studie heeft Wardenaar ook gekeken naar de inname van vitaminen en mineralen. Hier valt een aantal zaken op. “Sporters die geen voedingssupplement met vitamine D gebruiken, scoren altijd lager dan de door ons geselecteerde norm van 7,5 microgram vitamine D per dag. Het huidige idee is dat sporters waarschijnlijk meer vitamine D in hun bloed nodig hebben dan andere mensen”, zegt Wardenaar.
Daarnaast hadden de vrouwen uit het onderzoek gemiddeld een lagere inname van ijzer dan de norm die voor vrouwen geldt. “Met name voor duursporters is voldoende ijzeropname een aandachtspunt”, aldus Wardenaar.
De derde uitkomst van het onderzoek betreft de antioxidant-capaciteit van de voeding. Wardenaar vergelijkt antioxidanten met het spelletje Pacman. De antioxidanten maken de spoken (afvalstoffen) in het lichaam onschadelijk. Ieder mens heeft antioxidanten nodig, maar topsporters vaak wat meer dan de ‘gewone’ mens om goed te kunnen herstellen van een zware inspanning. “Over het algemeen zit het met de inname van antioxidanten bij topsporters wel goed.”